Het Fort en de baai van Westpunt.

Door: Helma Maduro – Molhuijsen.

 

Dit artikel verscheen eerder in druk in De Archiefvriend van december 2010

 

In de Archieven van de W.I.C. komen we een overzicht tegen van alle forten die er in 1774 op Curaçao zijn. In een schrijven dat hierbij gevoegd is, blijkt dat al in 1772 aan Kapitein Luitenant Horst de opdracht was gegeven om alle Forten te beschrijven met daarbij de peilingen van de diepte van de baaien en de ankergronden. Maar nog voor Horst deze opdracht kon uitvoeren is hij overleden en werd deze taak overgenomen door commissaris Jean Rodier. In zijn overzicht, dat 41 pagina’s in beslag neemt, noemt hij alle baaien met de batterijen van Oost- tot Westpunt, met de gegevens over de ankerplaatsen en de functies van de batterijen. Daarnaast geeft hij van twaalf batterijen een inventaris en een overzicht van de reparatie werkzaamheden welke uitgevoerd moeten worden. In dit artikel richten we onze aandacht op het Fort te Westpunt.

 

In het verslag van Rodier staat het volgende vermeld: ‘De Baay de Westpunt ligt op de westelijkste hoek van dit Eyland. Alhier is ook zeer goede ankergrond voor schepen, barken en andere vaartuigen. Hier op de loefhoek van de Baay ligt een batterij van zeven embrasuur gaten, die zover als zijn geschut rijken kan, aan alle kanten de ankerplaatsen alsmede de inham van de baay beschieten. Aan de Noordzijde van de baai ligt een kleine inham genaamd de Rooy, alwaar men makkelijk met chaloupen en andere kleine vaartuigen soude kunnen landen also het buiten het bereik van het geschut van het fort aan de Westpunt is. Wel is waar dat de Westpunt de ingang van de Rooy kan beschieten, maar van den ingang tot waar de sloepen soude moeten landen, is nog een goed stuk weg te roeien die door het Fort niet beschoten kan worden’.

De Rooy’ lag waar nu de weg naar het vissershaventje loopt. Nog steeds ligt naast de weg een ‘afwateringsrooi’, maar in die tijd moet er toch veel water gestaan hebben want er wordt veelvuldig melding gemaakt dat sloepen daar binnen konden varen.

 

Bij de inventaris van het Fort wordt melding gemaakt van twee stuks ‘twaalf ponden kanon rolpaarden met 22 twaalf ponden kogels’ en twee stuks ‘acht ponden kanon rolpaarden met 35 acht ponden kogels’. Daarnaast de benodigde materialen als: kruit, schuiftangen, wissels, kruithoorns, snaphanen, patroontassen, lantaarns, vlaggen en vlaggenstokken met kloot en val. Volgens Rodier moeten er wel wat reparaties uitgevoerd worden. De zeven embrasuur gaten moeten opnieuw gepleisterd worden. Ook de rollagen zijn niet goed. De rolpaarden zijn onbruikbaar en moeten worden vervangen. Op het Fort stond een huis voor de ‘Bosschieter’ dat ook aan reparatie toe was en bovendien van een nieuw dak moest worden voorzien. Voor wat betreft “de Rooy” was hij van mening dat ook daar een batterij zou moeten komen. Op een kaart van 1776 van de ingenieur C. Serz, staat op het punt waar de Rooy begint een fortje getekend met de aantekening “een batterij met vier stukken canon”.

 

In 1784 worden er door Daniel Creefts nieuwe kaarten (zie afbeelding) gemaakt waarop deze inham nu de “Savonet’s Baay” wordt genoemd en het kleine fort bij de ingang niet getekend staat of het zou het hele kleine puntje moeten zijn, dat op de kaart nog net zichtbaar is. Maar landinwaarts zijn wel enige plekken getekend, waar blijkbaar in de tussen liggende jaren versterkingen zijn aangebracht. De fundamenten hiervan zijn nog steeds zichtbaar.

WP-Creefts-1784

 

De baai van Westpunt werd ook gebruikt als quarantaine plaats voor de schepen.

In december 1866 krijgt de Districtmeester vanuit de stad het bericht dat met de boot “Dominicana” een berokingskist met berokingsingrediënten wordt gestuurd. De kist dient om de brieven en kranten, die van de schepen afkomen, uit te roken en ook om boodschappen van boord naar de wal, of omgekeerd, te zenden.

De bevolking mocht geen contact hebben met deze schepen maar de vissers gingen toch met hun bootjes langszij om hun vis te verkopen. Dit tot ongenoegen van de districtmeesters

 

Worden in het archief van de W.I.C. nog namen genoemd van Nederlandse marechaussees die toezicht moesten houden, in 1867 bestaan de wachters uit drie personen afkomstig van Westpunt, t.w.: Guillermo Mambi, William Mambi en Constantien Salsedo; de commandant van de wacht. Voor hun werkzaamheden kregen zij fl. 1,-- per dag uitgekeerd.

 

 

In deze tijd is het moeilijk te plaatsen, maar in de tijd van zeilschepen en sloepen werd er veel gebruik gemaakt van de buitenbaaien. Zowel om producten aan te leveren, zoals paarden en ezels, maar ook om goederen te vervoeren. Zoals bij Sta. Martha het zout werd ingescheept, werd op Westpunt o.a. hout naar de stad vervoerd. In 1890 verklaren de bewoners van Westpunt dat “al het brazilie- of verfhout afkomstig van de gouvernements gronden op de Westpunt, genaamd Seroe Forti en Chimaroekoe, werd afgehakt, en vanwege de plantage Savonet met zeilschepen van de baai naar het stadsdistrict werd vervoerd”. Van der Dijs, eigenaar van Savonet tot 1859, had een opstal in de buurt van de baai en in 1897 kreeg de nieuwe eigenaar van Savonet, van der Linde Schotborgh, 200 m2 domeingrond in huur om er een pakhuis te bouwen. Misschien was dit nog i.v.m. het feit dat men er van overtuigd was dat er koper bij de Christoffelberg gevonden zou worden. Men had reeds eerder bij het Gouvernement een request ingediend om een spoorlijn te mogen aanleggen die van de Christoffelberg naar Westpunt zou lopen. Maar met het kopererts werd het niets en de spoorlijn is er niet gekomen. Helaas is de kaart, waarop het allemaal aangegeven stond, niet te vinden.

Ook de districtmeester van het 5e district maakte gebruik van scheepsvervoer vanaf de Westpuntbaai.

In 1904 was ene Lourens betrapt bij het hakken van manzanille hout op gouvernementsgrond. Het bewijsstuk, een stuk hout dat te groot was om over land vervoerd te worden, werd door de districtmeester meegegeven aan de kapitein van de “apenboot Curaçao”. Jammer genoeg geeft hij niet aan om wat voor soort boot het gaat. Deze benaming wordt door hem wel vaker gebruikt.

Tot wanneer het vervoer over zee vanaf Westpunt naar de stad in gebruik was is ons niet bekend, maar een mevrouw uit Westpunt wist ons nog te vertellen dat zij als jong meisje (dit moet rond 1925 zijn geweest) één keer met de boot is meegegaan. Maar zij is zo ziek geworden dat zij daarna maar weer gewoon lopend of met de ezel naar de stad ging om haar waar te verkopen.

 

Bronnen:

WIC-Archief: rapport over Forten: J. Rodier.

Nationaal Archief: Inventaris van de Archieven der Districtmeesters: Brenneker/Juliana.

Nationaal Archief: Koloniaal Archief: Districts-beheer. Brievenboeken en Ingekomen stukken.