Guido Vetter (1891 – na 1965), architect

door Christel Monsanto

Dit artikel verscheen eerder in druk in De Archiefvriend van december 2023

2024 Vetter aVetter in het midden met stropdas tussen Pater Gallé en Pater Kranwinkel, op Bonaire - foto familie Lendering


Wenen – Amsterdam
Guido Odilo Vetter werd in 1891 in Wenen geboren als zoon van een boekhandelaar/uitgever. Hij bezocht eerst de Staatsgewerbeschule (technische school) en volgde tussen 1912 en 1914 twee keer de jaarlijkse architectuur cursus die professor Otto Wagner aan de “Akademie der bildenden Künste” (kunstakademie) aanbod. Tijdens zijn studie won hij in 1913 de prestigieuze gouden Füger medaille (1) voor het ontwerp van een hangar voor luchtschepen (2). Naast deze studie moet hij ook al op jonge leeftijd muzieklessen hebben gehad, want in een Weens dagblad werd over een optreden samen met andere familieleden bericht. Later kwam deze vaardigheid hem ook op Curaçao van pas want hij speelde in zijn vrije tijd altviool in een orkest. Tijdens de eerste wereldoorlog voldeed hij zijn diensttijd in het Feldjägerbatallion nr. 30. In die tijd maakte hij deel uit van een speciaal overheidsbureau dat zich bezighield met het aanleggen en het onderhoud van de oorlogsgraven voor gesneuvelde soldaten uit de landen van de Oostenrijks Hongaarse Monarchie. Hiervoor waren meerdere kunstenaars en architecten gedetacheerd (3). Vanaf de zomer 1916 tot aan december 1916 was hij de artistieke adviseur voor een regio in het huidige Polen. Aan het einde van dat jaar werd hij opgenomen in het ziekenhuis en onderging medische behandelingen. Daarna werd hij vrijgesteld van verdere dienst in het leger.

Toen hij in 1921 in Amsterdam aankwam, was hij gehuwd met de Weense Margarethe Rusch. Hun eerste kind was in 1919 in Wenen geboren. In Amsterdam werden daarna drie dochters geboren. Kort na de bevalling van de tweeling Gerarda en Maria overleed de moeder in 1926 op 34-jarige leeftijd in Amsterdam. Daarna werden de meisjes enige tijd in het internaat van het klooster Mariënburg in Bussum ondergebracht.
Uit de vreemdelingenregistratie Amsterdam (4) is zijn professionele loopbaan in de Nederlandse periode enigszins te volgen.

In 1922 was hij werkzaam als tekenaar bij de NV Beton Woningbouw-Maatschappij Systeem Van Der Schaar. Dat bedrijf was bezig met Plan West waarbij rond het Mercatorplein binnen de kortste tijd zesduizend woningen gebouwd werden. Vanaf 1924 tot 1926 werkte hij bij Karel P. Tholens (1882-1976) op het adres Amstel 242. Deze Amsterdamse architect was werkzaam in de kerkenbouw, de latere specialiteit van Vetter (5). In de tijd dat Vetter voor Tholens werkte, werd de Chassékerk in Amsterdam gebouwd en we kunnen ervan uitgaan, dat Vetter later profiteerde van de kennis die hij daarbij opdeed. Vetter hertrouwde in 1929 met Trijntje Vinkes uit Hoogezand, waarbij zijn vorige werkgever Tholens als getuige optrad. In 1930 werd hun zoon Robert geboren. Uit het bevolkingsregister van Bussum blijkt, dat hij daar in de dertiger jaren kort met zijn tweede vrouw en hun zoontje heeft gewoond. Zijn laatste werkgever in 1938 in Amsterdam was Eduard Cuypers Amsterdam (het architectenbureau van de bekende katholieke architect Eduard Cuypers werd na zijn overlijden in 1927 onder die naam voortgezet in de Beethovenstraat 59). In 1938 arriveerde het gezin samen met de dochters uit het eerste huwelijk met de SS Crijnssen op Curaçao, waar Guido Vetter in dienst kwam van het katholieke vicariaat.

kerk Steenrijk - foto auteur

Internering in Bonaire
In de lijst van bouwwerken van Vetter valt op, dat de architect tussen 1940 en 1948 geen opdrachten uitvoerde. Dat was voor hem niet mogelijk omdat hij, net als de bekende fotograaf Fred Fischer en alle andere inwoners van Aruba en Curaçao met een Duitse en Oostenrijkse nationaliteit tussen 1940 en 1945 in Bonaire geïnterneerd was. Ook de architect Werner (6) werd in Bonaire vastgehouden. In het boek van Junnes St. Jago “Wuiven vanaf de waranda” is die periode uitvoerig beschreven met details over hetgeen Vetter en zijn lotgenoten moesten ondergaan. De Nederlandse echtgenote van Vetter, Trijntje Vinkes, mocht met haar zoon Robert en de tweeling uit het eerste huwelijk het eiland verlaten, nadat zij zelf de passages had betaald en de visa onder de moeilijkste omstandigheden zelf had geregeld. Uit het archief van de LDS (7) blijkt dat ze met een schip via Balboa, Panama op 22 april 1941 in Los Angeles aankwamen. Tijdens de internering werd Vetters landhuis Morgenster in beslag genomen en verkocht. Diverse eigendommen van de geïnterneerden werden in een grote kist op Bonaire bewaard, maar delen van de inrichting van hun huizen werden tijdens hun afwezigheid gestolen of vernield. De echtgenote van de architect en hun zoon Robert kwamen op 16 september 1948 met de KLM via Amsterdam weer terug naar Curaçao.
Wat er met de tweeling gebeurde is onzeker. Wel blijkt dat de twee oudste dochters in Europa verbleven, want Adelgunde en Susanna Vetter vliegen op 15 januari 1952 ook van Amsterdam naar Curaçao. Zij geven als woonadres Weisz Afo op. Dit adres had Junnes St. Jago al genoemd in een telefoongesprek met mij, want volgens zijn onderzoek bezat Vetter daar een stuk grond, waarop later het politiebureau van Rio Canario gebouwd werd. Dus zijn dochters hebben een adres opgegeven van vóór de tijd hun vertrek. Met de hulp van leden van het stamboomforum ben ik erachter gekomen dat zoon Robert na zijn huwelijk in 1953 in San José in Costa Rica bleef wonen. De oudste dochter Susanna trouwde in Curaçao, maar emigreerde later met haar Nederlandse man en haar op Curaçao geboren dochter naar de Verenigde Staten. Het is niet gelukt om contact te krijgen met deze daar nog levende kleindochter van de architect. Daarom is het niet mogelijk om de laatste woonplaats en de overlijdensplekken van het echtpaar Vetter te lokaliseren. Het is bekend, dat Vetter rond 1964 nog in leven moet zijn geweest. In dat jaar werd de vernieuwing van het kerkje in Simpsonbay, St. Maarten gepland. Bij de inwijding in 1965 wordt Vetter als architect genoemd. Daarna is er geen levensteken meer. En uiteindelijk volgt in 1967 als laatste kennisgeving in de krant en de afsluiting van een architectenleven een verkoopadvertentie voor het woonhuis Erosweg 10, waarvan de tekst laat vermoeden, dat daar de laatste woon- en werkplek van Guido Vetter op Curaçao was.

 Kerken

<-- kerk Suffisant - foto auteur


Vetters opdrachtgever voor de bouw van de kerken was het apostolisch vicariaat in Willemstad en omdat de auteurs van de artikelen in het weekblad De Amigoe leden van de clerus waren, is het voor mij heel moeilijk om iets objectiefs over zijn bekwaamheid op het gebied van de kerkenbouw te vinden. In de Amigoe werd hem altijd veel lof toegezwaaid – geen bevuiling van het eigen nest en dus ook geen kritiek over de ontwerpen, bouwtijden of te hoge kosten. De berichten waren altijd positief in de trant van: “…praktische en luchtige creatie...” (over het klooster van de Broeders van Dongen), “een rood en geel juweel blonk in de dalende zon” (krantenkop over de kerk van Steenrijk), “…boven alle verwachting…” (over de kerk in Brasil, Aruba) of een “…stemmig(e) godshuis…” (over de kerk in Antriol, Bonaire) (8). Bij mijn bezoek aan de zeven door hem op Curaçao gebouwde kerken – Soto, Steenrijk, Coromoto, Suffisant, Buena Vista, Lagun en Zuid Bonam - probeerde ik voor mijzelf een beeld te vormen, hoe Vetter de ingewikkelde kerkbouw heeft aangepakt. Er zijn natuurlijk eisen: een schip met plaats voor de gelovigen, een koor met centraal het hoofdaltaar, een plek voor de klokken (meestal in een toren) en ook ruimtes voor doopvont, zijaltaar, biechtstoel, sacristie en eventueel een verdieping of galerij voor een orgel, publiek of een zangkoor. Het type gebouw van de kerk van Coromoto (1953) heeft hij zonder tierelantijntjes herhaald voor Antriol (1955) op Bonaire en Lagun (1962). Bij alle drie kerken zijn de klokken boven het centrale ingangsportaal in een opbouw in de voorgevel opgehangen: drie bij Coromoto, twee bij Antriol en een in Lagun. De kerken van Soto, Steenrijk en Suffisant hebben een meer klassieke benadering met middenschip en zijschepen, bekroond door een hoge vierkante kerktoren. De kerken van Steenrijk, Coromoto en Suffisant hebben bovendien als gemeenschappelijk element dat er ter hoogte van het koor het dak om een halve verdieping verhoogd is en de in de muren geplaatste ramen het hoogaltaar van meer natuurlijk licht voorzien. Voor de kerk van Zuid Bonam, zijn laatste kerkontwerp op Curaçao, liet hij zich inspireren door de gevels van de historische woonhuizen met de typische in en uitzwaaiende spiegelbogen en past hij dus een “criollo” variant toe. Hier plaatste hij centraal op de voorgevel een sierlijk en speels klokkentorentje.

<--kerk Simpsonbay, Sint Maarten

Werkzaamheden op de voormalige Nederlandse Antillen (niet volledig)
1938 aanbesteding uitbreiding Heilig Hart School, Otrobanda, door Apostolisch Vicariaat, Brionplein 2.
1938 nieuwe gevel bisschopspaleis, Brionplein.
1938 diverse katholieke scholen, Aruba.
1940 woonhuis familie Weeber, Weg naar Welgelegen.
1948 Eerste steen St. Filomenakerk, Paradera, Aruba, aannemer Eduardo Tromp.
1948 St. Bernardus kerk, Bonaire, aannemer Lendering. De kruisweg uit de oude kerk werd door de Curaçaoënaar Nechi Pieters gerestaureerd en daarna in de nieuwbouw geplaatst.
1950 kerk van Soto.
1950 kerk van Steenrijk.
1952 verbouwing Sint Martinus van Tours, St. Maarten.
1952 klooster van de Broeders van Dongen, Sta. Rosa (nu ruïne).
1953 kerk van Coromoto, aannemer Tassan.
1953 kerk van Suffisant.
1954 eerste steen kerk Christus Koning, Noord Cura Cabai, Brazil op Aruba.
1955 Fatimakerk, woonwijk Dakota, Aruba.
1955 kerk Antriol, Bonaire.
1956 schets voor een hospitaal, Aruba.
1958 Heilig Hart kerk Savaneta, Aruba.
1959 kerk van Buenavista, 27 september 1959 inzegening van de noodkerk door Holterman, eerste pastoor Wim Ellis.
1960 uitbreiding kinderafdeling hospitaal, Aruba.
1962 kerk van Lagun.
1963 kerk van Zuid Bonam.
1965 kerk Simpsonbay, St. Maarten.

Noten:
1. Neues Wiener Tagblatt 29.1.1913 via ANNO Oostenrijkse kranten en tijdschriften
2. In WO I werden door Duitsland, Oostenrijk en Italië al luchtschepen ingezet
3. Jan Schubert, Inspekcja Grobow Zolnierskich Przemyslu 1915 -1918, Krakau 2012 (Inspectie van soldatengraven in Przemyslu)
4. Met dank aan Bastiaan David van der Velden
5. https://archief.amsterdam/inventarissen/details/10063/path/5.2
6. Zie De Archiefvriend, jaargang 19, nr. 1 (2013) door Helma Maduro-Molhuijsen
7. The church of Jesus Christ Latter- Day Saints, Mormonen
8. Amigoe: resp. 5 mei 1952, 9 mei 1952, 6 augustus 1955 en 8 november 1955