panorama

Door Christel Monsanto

 

Dit artikel verscheen eerder in druk in De Archiefvriend van maart 2005.


In de maand september van het jaar 1797 was de huisvrede voor Carel van der Meulen ver te zoeken. Zijn vrouw Jannetje Martha van Uytrecht, waarmee hij sinds 1792 getrouwd was, was met de twee dochters Elizabeth en Poulina uit de echtelijke woning vertrokken. Zonder resultaat had hij haar in vier brieven gesmeekt om bij hem terug te komen. Op 15 september was voor hem de maat vol en stapte hij naar de secretaris, tevens notaris, en liet verschillende insinuaties  (1) bezorgen. Kennelijk wist Carel niet precies waar Jannetje zich op dat moment ophield, dus liet hij uit voorzorg zowel bij vrienden/familie van het echtpaar als ook bij zijn schoonvader Casper Lodewijk van Uytrecht een aanmaning bezorgen, waarin hij eiste, dat ze met de kinderen bij hem terug moest komen, want ze had zich "aan de martiale macht" onttrokken. In het schriftstuk aan zijn schoonvader beweerde hij bovendien, dat hij zich niet bewust was van "enig onbehoorlijk misgedrag".


Terwijl hij in deze officiële schriftstukken zogenaamd in de veronderstelling verkeerde dat zijn vrouw op de plantage van het echtpaar Phillips (2) verbleef, met het voorwendsel dat de kinderen daar een inoculatie tegen de kinderpokjes (3) zouden ondergaan, blijkt uit haar antwoord, dat de provisionele secretaris mr. Brunings op 20 september bij Carel van der Meulen bestelde, dat er toch meer aan de hand was. Hij wist dondersgoed wat er speelde, en volgens haar contra-insinuatie had hij in zijn persoonlijke brieven, die ze wel ontvangen maar niet beantwoordt had, deze delicate kwestie ook aangesneden. Als men zich door het ouderwetse juridische taalgebruik heeft geworsteld, komt men erachter dat Carel tijdens een echtelijke ruzie iets gezegd moet hebben in de trant van: ‘ga jij maar terug naar je ouders als je iets niet bevalt’. Waarop zij met haar kinderen vertrok. Er is nu geen sprake meer van smoesjes als "inoculatie" van de dochters. Eerst probeert ze hem mild te stemmen door haar gevoelens voor hem en de ongelukkige omstandigheden waarin zij zich bevindt te schetsen. Na meer zoete woordjes als haar "zuivere liefde en oprechte genegenheid", komt de aap uit de mouw en blijkt dat de echtelijke ruzie was ontstaan over twee slavinnen. Jannetje laat Carel weten dat ze pas weer bij hem terug zal komen als hij de slavinnen Apollonia en Carolina, die "de steen des aanstoots" zijn, voor "nu en altijd" uit huis verwijderd heeft. Omdat de slavinnen eigendom zouden zijn van haar vader Casper Lodewijk van Uytrecht moeten ze terug naar de plantage Knip.

Landhuis Knip anno 1905

Nu komt Carel van der Meulen in actie. Hij schrijft de volgende dag, 21 september, persoonlijk het antwoord aan zijn vrouw in een prachtig handschrift. Waarschijnlijk was hij te ongeduldig om op het pennen van de schrijvers in de secretarie te wachten. Hoewel hij beweert niets ervan af te weten, dat de slavinnen Apollonia en Carolina het eigendom van haar vader zouden zijn, heeft hij alles al geregeld om de twee slavinnen te laten vertrekken, als daardoor de lieve vrede maar weer in zijn huis terug zal keren. Intussen is Jannetje al een stuk nader bij de stad gekomen en logeert bij haar tante Sybregt van Uytrecht, de wel bekende weduwe Rasveld. Kennelijk is de dominees weduwe een goed klankbord voor de grieven van Jannetje, want een maand later verblijft ze daar nog steeds. Ten einde raad laat Carel een officiële akte bij Sybregt van Uytrecht brengen, maar de secretaris komt terug met slecht nieuws: "zijn huisvrouw is sedert enige dagen reeds na ’t quartier (4) gegaan". Hoewel Jannetje niet meer bij haar tante logeert, is ze precies op de hoogte en laat per kerende post de volgende dag door de secretaris een antwoord van 32 pagina's bij haar man afgeven. Ze is erover verbolgen, dat hij maar niet op haar eisen wil ingaan. Zij klaagt erover dat hij haar wil "kwellen", dat zij in "een ellendige toestand" verkeert en dat de situatie "een nadelige invloed heeft op de educatie van de twee kinderen". Wat haar nog het meeste stoort is zijn koppige houding en zijn koopmansgeest, want hij blijft erop staan, dat deze twee slavinnen zijn eigendom zijn en niet dat van zijn schoonvader. Zij veronderstelt dat Carel meer belang hecht aan het bezit van Apollonia en Carolina dan aan de verzoening met haar, terwijl zij had gehoopt dat haar terugkeer bij haar man prioriteit moest hebben "boven het bezit van alle slaven en slavinnen der wereld". Haar sterkste wapen bewaart ze tot het einde: als hij de slavinnen niet op wil geven, zal zij op echtscheiding aandringen. Carel van der Meulen bleef hier vrij koel onder. Pas na het kerstfeest van 1797 werd een antwoord bij Jannetje Martha afgegeven. Intussen was hem te oren gekomen, dat zij afzag van een alimentatie. Hij laat weten dat hij een provisionele echtscheiding wel ziet zitten. Uiteindelijk bleef het echtpaar toch bij elkaar. In januari 1798 werd door de notaris een contract gesloten tussen Casper Lodewijk van Uytrecht en zijn schoonzoon Carel van der Meulen. Men kwam overeen dat de twee slavinnen Apollonia en Carolina op St. Thomas zouden worden verkocht met de uitdrukkelijke voorwaarden dat zij, noch als slavinnen noch als vrije personen, ooit weer terug mochten komen naar Curaçao. De opbrengst van de verkoop zou geschieden ten gunste van de kinderen Elisabeth en Poulina van het echtpaar van der Meulen. Carel zal heel tevreden zijn geweest dat de akte zo werd opgesteld dat het leek te gaan om een eigendomskwestie en niet om een echtelijke ruzie. Carel was er al die tijd – ten onrechte – vanuit gegaan dat deze twee slavinnen een huwelijksgeschenk van zijn schoonvader waren, terwijl dat niet zo was. Meer dan tweehonderd jaar na dato, kunnen wij ons erover verbazen, deze zeer emotionele en persoonlijke ontboezemingen ter inzage in een openbaar archief te vinden. Het happy end voor het echtpaar van der Meulen kwam tot stand door een onmenselijke oplossing: het lot van de slavinnen Carolina en Apollonia.

 

--
Noten:
 1. Civiele rechtszaak.
 2. Martha Elisabeth Lamont, eerder weduwe Gouverneur, was getrouwd met Benjamin Hamlet Phillips en was een nicht van Jannetje Martha van Uytrecht.
 3. Edward Jenner had in 1796 voor het eerst een inenting tegen pokken toegepast. Uit de literatuur blijkt, dat daarvoor al inoculatie met het vocht uit de puisten van pokken patiënten op grote schaal plaats vond. Deze opzettelijke besmetting resulteerde meestal in een mildere vorm van de gevreesde ziekte, maar hield wel het risico van een dodelijke afloop in. Uit de context is niet duidelijk of de kinderen van der Meulen de pas uitgevonden inenting met koepokken of de eerder gangbare besmetting moesten ondergaan.
4. De plantage Groot Kwartier, toen eigendom van het echtpaar Phillips.