panorama

Waar komt de naam van de Matteywerf vandaan?

door Christel Monsanto

Dit artikel verscheen eerder in druk in de Archiefvriend van maart 2017


De naam van de Matteywerf is nauw verbonden met een vroegere eigenaar, namelijk Antony Mattey. Deze zeeman zag het levenslicht op 14 december 1774 op het eiland Corsica en overleed op 27 juni 1844 op Curaçao. Mattey huwde Anna Celestina Blan of Blanc (5.4.1795 Curaçao - 2.11.1863 Curaçao). Anna’s vader was ook zeeman en afkomstig uit Genua (Italië). Hij kwam op Curaçao terecht en trouwde in 1794 met de Curaçaose Maria Ignees Tessel. Het echtpaar Mattey-Blan had geen kinderen, dus na het overlijden van Anna Celestina in 1863 erfden nakomelingen van haar kant de scheepswerf. Daarbij hoorde ook het op de monumentenlijst staande woonhuis gelegen op de hoek tussen de Rouvilleweg en de Klipstraat en ander onroerend goed.

Oorspronkelijk zeilde Mattey als schipper voor Curaçaose scheepseigenaren door het Caribische gebied. Uit 1809 is bekend dat hij zich op Tortola bevond met een schip van de Curaçaose reder Ellis. Geleidelijk aan moet hij goed geld hebben verdiend, want in 1815 kocht hij een golet voor de prijs van 5.000 patienjes. In 1816 kocht hij er weer één voor 2.000 patienjes.

In 1818 maakte de grootmoeder van Anna Celestina Blan haar testament. Daaruit blijkt dat deze Anna Maria Calenberg, weduwe van Victor Tessel, drie kinderen had van wie één krankzinnig was. In haar testament gaf zij dan ook aan dat haar aangetrouwde familielid Anthony Mattey als executeur van het testament erop toe moest zien dat haar krankzinnige dochter tot aan haar dood goed moest worden verzorgd.

In een document van 1821 wordt Mattey koopman genoemd. In 1822 was hij eigenaar van de bark Neptunus, waarop ene Römer op dat moment schipper was. In 1822 liet Mattey samen met zijn vrouw een testament opmaken. Hieruit blijkt dat Mattey op Corsica nog een zuster Anna had die met ene Agostini getrouwd was. Op dat moment, dus in 1822, was de zoon van Mattey’s zuster, genaamd Joseph Antoine Agostini (geboren 1803 in Corsica, overleden 1863 op Curaçao) misschien nog op zijn geboorte-eiland Corsica. Deze Joseph vestigde zich later ook op Curaçao, want hij werd op dit eiland de vader van verschillende kinderen en zijn naam leeft nog altijd voort in Koraal Agostini en het bijbehorende gebouw waarin nu restaurant "De Gouverneur" gevestigd is. Dit pand staat als het ware twee huizen verwijderd van de toenmalige scheepswerf van Antony Mattey.

Het aanzien van Mattey als koopman, executeur van testamenten en vertrouweling van diverse families moet in de loop van de jaren zijn toegenomen, want in 1834 werd hem opgedragen de plantages Rustenburg en Vreeland in het Ruiterkwartier, bijbehorende knoekjes, het eiland Negoene in het Schottegat en zevenenzeventig slaven te verkopen.
In haar testament noemde Anna Celestina Blan ook de zonen van haar reeds overleden zuster Maria Elizabeth, namelijk Bartholomeo en Josef Leon.
Leon laat een Curaçaose achtergrond vermoeden, maar de vader van deze jongens was ook van Corsica afkomstig. Zoals ook tegenwoordig nog gebruikelijk is, kiest de eerste generatie immigranten bij voorkeur een partner uit eigen kring of met dezelfde vertrouwde achtergrond. Dat noem ik ‘clusteren’ en dat kwam op Curaçao in het verleden bij de eerste en soms ook nog bij de tweede generatie immigranten veel voor.

In 1834 maakte het echtpaar Mattey opnieuw een testament, deze keer wederzijds en ten faveure van de langstlevende. Er werd toen alleen een legaat genoemd voor haar nog in leven zijnde moeder Maria Ignees Tessel, de weduwe Blan(c). Te gelijkertijd maakte ook moeder Maria Ignees haar testament en noemde als haar erfgenamen haar dochter Anna Celestina getrouwd met Mattey, haar zoon Victor en de kinderen van haar overleden dochter Poulina Gijsbertha Blan(c) uit het huwelijk met A.G. Leon.
Pas in 1855 komen we weer een familielid in de notariële akten tegen op het moment dat Martis Mat overleed. Hij was ooit door de weduwe Mattey vrijgemaakt en op het tijdstip van zijn dood eigenaar van een van de afdaken bij de scheepstimmerwerf van de weduwe in Otrobanda.

Op 30 oktober 1863 maakte Anna Celestina Blan als weduwe Mattey een besloten testament dat drie dagen later op haar sterfdag 2 november 1863 geopend werd. Hieruit wordt duidelijk dat zij de scheepswerf en het woonhuis aan de twee kinderen van haar nicht Maria Elizabeth Leon, namelijk Jules François en Maria Paulina Blasini, wilde nalaten. De vader van deze kinderen, Jules Blasini, stamde ook uit Corsica en was op een gegeven moment de Franse consul op Curaçao. Hoewel er nog meer neven en nichten op Curaçao in leven waren, koos Anna Celestina deze broer en zus Blasini ook als haar universele erfgenamen. In de inventaris van de boedel van de weduwe Mattey die een week na haar dood werd opgemaakt, is te zien dat zij behalve de scheepswerf aan de westzijde van de St. Annabaai ook eigenaresse was van andere huizen op de berg in Otrobanda.

Uit de boedel blijkt daarentegen niet dat zij een paar maanden voor haar dood, bij de slavenemancipatie in juli 1863, nog gecompenseerd was met 5.600 guldens voor haar achtentwintig slaven. Bij het onroerend goed waren ook percelen kade en zelfs waterpartijen voor haar terreinen in de Sint Annabaai inbegrepen. Deze waren uiteraard belangrijk voor het bestaan van een werf. De percelen water waren door Antony Mattey al in de jaren 1826, 1834 en 1836 van het gouvernement aangekocht. De twee erfgenamen van de weduwe Mattey bleven ongehuwd en kinderloos, zodat broer en zus Blasini uiteindelijk in 1878 de scheepswerf, die in de akten ook wel "De Klip" wordt genoemd, verkochten aan A.J. Jesurun voor 75.000 gulden (met dank aan Helma Maduro voor deze informatie). Op de kaart van Werbata zijn achter elkaar aan de Otrobanda-oever de Werf Mattey, West Werf, Nieuwe Werf en Werf Motet te zien. De hieronder staande lijst van voormalige eigenaren is niet compleet.

Werf Mattey
ca. 1830 Antony Mattey, 1844 weduwe Mattey, 1863 Blasini, 1878 A.J. Jesurun.
West Werf
1767 Michiel van der Meulen en kinderen Ellis, vanaf 1870 verkoopt Jan Ernst van der Meulen vele percelen van zijn grond aan particulieren waardoor de woonwijk rond de Hoogstraat ontstond.
Nieuwe Werf
(Grote Klip, ook landhuis Kortijn en het Plezierhuis) - Isaac Gouverneur, 1797 Henry Basden, 1815 weduwe Basden.
Werf Motet
1713 Willem Motet, 1788 Pletsz, 1875 boedelscheiding kinderen De Haseth.