Johan Heinrich Werner, de ‘doodgezwegen’ architect
Door Helma Maduro – Molhuijsen.
Dit artikel verscheen eerder in druk in de Archiefvriend van maart 2013
Johan Heinrich Werner Jr., meestal Henk en soms ook Hans genoemd, werd in 1887 te Amsterdam geboren, als zoon van Johan Heinrich Werner (winkelier) en Maria Happel. In 1913 trad hij met Johanna van Eerden in het huwelijk, dat in 1941 werd ontbonden. Na het behalen van zijn Mulo-diploma bezocht hij, na enige tijd bij de Firma Staal en Haalmeyer in de leer geweest te zijn, de Industriële school van de Maatschappij voor de Werkende Stand. Hier behaalde hij het Einddiploma Bouwkundige. Hij werkte o.a. voor de firma Staal en Kropholler, Arch Samwel en Dr. Joseph Kuipers. Sinds 1908 was hij zelfstandig architect en voerde bouw- en waterbouwkundige werken uit voor Staatsspoorwegen en Genie. Hij was in 1915 ook betrokken bij de renovatie van het Rijksmuseum te Amsterdam
Foto: het Douanegebouw, ontworpen door J.H. Werner
Wat hem ertoe bracht om naar Curaçao te vertrekken is niet meer te achterhalen, maar in 1928 komen wij hier voor het eerst zijn naam tegen. Hij meldde zich als bouwkundige bij het Departement van Openbare werken, waar hij op 20 augustus 1928 in tijdelijke dienst werd genomen tegen een salaris van fl. 500,-- per maand (1). Op 26 oktober 1929 stuurde Werner een brief aan de Gouverneur met het verzoek voor twee maanden vrijstelling en een hoger salaris, zoals hem eerder was toegezegd. Uit deze brief blijkt ook dat hem was vergund als particulier werk te verrichten, ‘mits de dienst er niet onder leed' (2). Als antwoord hierop ontving hij een brief van 16 november waarin hem werd meegedeeld dat ‘zijn diensten niet meer zijn vereist en dat hij per 1 januari 1930 eervol ontheven zal worden van zijn werkzaamheden ’(3).
Eind 1929 verschenen de eerste advertenties van het Technisch Bureau “Opbouwing” gevestigd aan De Ruyterkade met als architect J.H. Werner Jr. In 1930 zal hij hier nog aan toevoegen ‘beëdigd makelaar’. Hij zal dus al vóór de oprichting van zijn Technisch Bureau als zelfstandig architect werkzaam zijn geweest, want in 1930 werden twee gebouwen geopend die door hem zijn ontworpen: het gebouw van de N.I. Gasmaatschappij aan het Brionplein (4) en het Theater Brion (5) achter het Bisschoppelijk Paleis.
Foto: de N.I. Gasmaatschappij aan het Brionplein. Coll. Nationaal Archief Curaçao
Voor wat betreft het gebouw van de Gasmaatschappij: dit was niet een geheel nieuw gebouw, maar deels een verbouwing van een half gesloopt oud huis waarvan de muren uit kalksteen met leem waren opgetrokken. Tijdens de verbouwing ontdekte men dat in de loop der jaren nieuwe toegangen en trappen waren aangebracht, die later weer waren dichtgemetseld of afgebroken. Het bestek, de ontwerptekeningen en detailtekeningen werden door Werner geleverd. Beneden waren zowel de kantoren, de verkoopafdeling en de toonzalen gevestigd. De beide bovenverdiepingen waren bestemd als woonhuizen voor de directeuren. In een later artikel werd het pand beschreven als ‘het gebouw [dat] met zijn horizontale lijnen het aanzien van de Awasa een radicale verandering deed ondergaan’. Dit gebouw, dat tijdens de onlusten in 1969 door brand werd verwoest, domineert inderdaad veel foto’s van het Brionplein.
Van de Katholieke Vereniging, o.l.v. Pater Koenen, heeft Werner de opdracht gekregen voor het ontwerp en de bouw van het Theater Brion (foto onder). Dit theater was multifunctioneel, want ‘de ruime en frisse zaal in de 'Coral di Obispo' bij het Brionplein in Otrobanda [kon] niet alleen als theater dienst doen, maar ook als clubgebouw, vergaderplaats, plaats voor ontspanning en ouderavonden, bioscoop-, muziek- en gymnastiekzaal’. Het theater werd op 8 december 1930 geopend en werd veelvuldig gebruikt voor toneel- en muziekuitvoeringen. De zaal had een zeer goede akoestiek. Ook de trekkingen van de Loterijbond Fortuna vonden hier plaats. Helaas werd het Theater Brion in 1949 afgebroken om plaats te maken voor de uitbreiding van de nabij gelegen school.
foto: Theater Brion.
In deze periode zal Werner ook druk zijn geweest met de voorbereidingen en uitvoering van zijn nieuwe projecten. Op 20 januari 1937 vond de opening plaats van het nieuwe bankgebouw van de Hollandse Bank Unie N.V. aan de Handelskade. De ontwerper van dit gebouw was de architectenfirma Staal en Haalmeyer te Amsterdam, het architectenbureau waar Werner vroeger werkzaam was geweest. In de openingsspeech werd door de directeur de heer Kúpp lof toegezwaaid aan deze firma voor de wijze waarop zij zowel de gevel aan de Handelskade als aan de Heerenstraat zoveel mogelijk hebben aangepast aan het stadsbeeld. Ook woorden van lof voor de aannemer N.V. Albetam, die een knap stukje werk heeft geleverd bij het aanbrengen van de kluisinrichting, welke 3 ½ meter beneden zeepeil lag. Zowel door de heer Kúpp als de directeur van het aannemersbedrijf worden woorden van dank uitgesproken aan de heer Werner ‘die de bouwdirectie voerde op een wijze die onze volle tevredenheid verwierf’ (9).
Op maandag 4 oktober 1937 vond de opening plaats van het meest bekende gebouw dat Werner ontworpen heeft: het Douane gebouw op de hoek Handelskade / De Ruyterkade (foto boven). Enige maanden daarvoor waren er nog twijfels of dit wel een goede locatie zou zijn en was er zelfs sprake van om het gebouw ergens anders te plaatsen. De bouw werd toch doorgezet, want door de ondergebrachte diensten werd deze ligging wel gunstig geacht. Blijkbaar waren er eerder ook bezwaren over het ontwerp, maar volgens een van de sprekers was ‘de publieke mening ten aanzien van het uiterlijk wel zeer sterk ten gunste veranderd’. De aannemers waren de firma’s Rijsdijk en Abeen (10).
Een ander gebouw dat waarschijnlijk door hem is ontworpen, maar er nu helaas verwaarloosd bij staat, is de telefooncentrale op het Wilhelminaplein (11). Dit gebouw werd in 1937 geopend, maar bij het bekijken van de oude foto’s is duidelijk te zien dat er daarna diverse verbouwingen hebben plaatsgevonden.
Tijdens een plechtige zitting van het Hof van Justitie in december 1937 werd de nieuwe rechtszaal in gebruik genomen; naar een ontwerp van Werner. De uitvoering was in handen van de firma Nederhorst. Volgens berichtgeving in de krant was ‘de keurige stemmige en waardige eikenhouten lambrisering, klaar uit Holland gekomen’ (12).
Enige verwarring is er omtrent de Hendrik- en Wilhelminaschool (Pietermaai), waarvan de werkzaamheden in 1938 begonnen. Enige tijd later werd tussen deze twee school-gebouwen in, de A.M.S. gebouwd, die de naam Stuyvesant College kreeg. Bij de speech ter gelegenheid van de opening in 1941 werd door Ir. J. Groote, directeur Openbare Werken, een toespraak gehouden waarbij hij enige mensen bedankte: Ir. Bakker, de dagelijkse opzichter G. Grunstra en Pletterij Nederhorst. De verslaggever van de Amigoe besluit zijn artikel met ‘enige correcties op de rede van Ir. Groote’: met de bouw van de Hendrikschool werd begonnen in 1938 onder leiding van Ir. Ten Brink (Directeur Openbare Werken), terwijl de heer Werner verantwoordelijk was voor het ontwerp. Beide vleugels waren destijds gebouwd door de aannemer Pizziolo. De verslaggever besloot zijn stuk met “Wat men al niet vergeten kan” (13). Het lijkt erop dat Werner’s aandeel in de realisering van de school bewust werd doodgezwegen.
Want in 1938, toen men met de bouw van de Hendrikschool begon, brak er een heel andere periode voor Werner aan. De heer Werner ging de horeca in en had samen met de heer Baardse, het restaurant ‘De Berlinerhof’, gelegen aan de Prinsenstraat. In het boek ‘Beneden de Wind’ wordt het door Van der Walle als volgt aangehaald: Berlinerhof’, oud, mooi, gebouwd in de stijl van een soort landhuis op kleine schaal, had een terras voor de drie royale, openslaande deuren waar je een heerlijk koel glas bier kon drinken. In dat ‘Berlinerhof’ heeft een merkwaardig man de scepter gezwaaid. Hij heette Hans Werner en was van huis uit bouwkundige. Na vele ruzies met de ambtenaren van het departement van openbare werken en anderen besloot hij zich op het horecabedrijf te werpen.
foto: Berlinerhof werd later Hotel Washington
Maar lang zal zijn horeca-avontuur niet duren, want in augustus 1940 werd Werner opgepakt en op Bonaire geïnterneerd. Blijkbaar had hij in 1936 al bepaalde uitlatingen gedaan over Hitler, wat hem een waarschuwing opleverde. Volgens een brief van 1 oktober 1942 (14) van Gouverneur Kasteel aan de Minister van Koloniën namen na mei 1940 de klachten tegen Werner toe en in augustus 1940 waren er zoveel klachten over zijn uitspraken dat het, gezien de tijdsomstandigheden, nodig geacht werd hem te interneren. Ook de brieven die door Werner tijdens zijn verblijf in Bonaire aan de Gouverneur zijn geschreven, zijn terug te vinden in het archief. In een brief van 26 mei 1943 aan de Gouverneur refereert hij naar een kort onderhoud dat hij met de Procureur Generaal heeft gehad. Dat zou duidelijk maken ‘dat niet de verklaringen van de groep Morel (15). e.a. meer het zwaarte punt uitmaken, maar (voor hem geheel nieuw) zijn uitlatingen aan militairen en zeevarenden die het Berlinerhof bezochten”. Werner gaat op dit laatste nog dieper in en besluit met de volgende opmerking: “Wel kwam het voor dat mariniers bij mij klagen kwamen over ervaren onbillijkheden en dan trachtte ik hen te troosten dezer eveneens op mijn gebied ervaren te hebben”.
Ook zijn er diverse brieven waarin hij gedichten schrijft, welke hij richt aan de Koningin, Prinses Juliana en de Gouverneur. Sommige gedichten zijn inderdaad doorgestuurd, met een aantekening van de Gouverneur dat Werner niet geheel toerekeningsvatbaar was, maar deze uitdrukking werd zowel door de Gouverneur als de P.G. vaker gebruikt voor mensen die geïnterneerd waren. In 1943 mag hij naar het kamp op de plantage Guatemala, maar Werner schrijft ‘dat hij liever wenscht doodgeschoten te worden’. Uiteindelijk zal hij toch daar naar toe verhuizen. Zijn brieven aan de Gouverneur beëindigt hij meestal met: ‘Neerlands, Oranje’s en Uwe Excellenties getrouwe dienaar’.
Bij het overlijden van Werner in 1952 zal ene “G” als volgt over de internering schrijven:
“De misdaad die deze vurige oranjeman, deze goede vaderlander, naar Bonaire deed verbannen en hem deed belanden in een kamp waarin Duitsers en andere vijanden van Nederland werden opgesloten! Het interneringskamp! De kleinzielige potentaten, die alle macht hadden en die naar geen reden wilden luisteren, die vanwege minderwaardige gevoelens anderen ook in dat kamp deden belanden, zij begingen de misdaad Henk Werner een paar jaar lang op te sluiten. In een kamp,waarin hij zich voelde als een opgesloten dier. In een kamp, waarin zijn geest langzaam maar zeker werd aangetast. Eindelijk werd toestemming verkregen dat hij uit het kamp en bij vrienden op Bonaire zijn intrek mocht nemen en daar kwam hij langzaam bij. Doch deze gevangenschap heeft hem kwaad gedaan. Hij is daarvan nimmer geheel hersteld. Ja, hem werd een soort eerherstel gegeven. Maar nimmer ten volle”.
Degene die voorgaand stuk heeft geschreven was waarschijnlijk de heer L.D. Gerards, die - wanneer Werner ‘vrij’ komt maar Bonaire nog niet mag verlaten - hem in 1944 opdracht geeft voor het ontwerpen en bouwen van een elektriciteitsgebouw op de hoek van de Kerkweg (16).
Tot wanneer zijn gedwongen verblijf op Bonaire heeft geduurd kon niet worden achterhaald (sommigen geïnterneerden waren maanden na afloop van de oorlog nog niet vrij om het eiland te verlaten) (17), maar wanneer in juni 1946 de heer Koreman zijn Oud-Hollandse Bar opent in een van de zijvleugels van Hotel Washington, is Henk Werner als belangstellend binnenhuisarchitect aanwezig om het resultaat te bekijken. En in dat jaar begint hij ook weer met zijn werkzaamheden op Curaçao. Van de heer Chris Engels krijgt hij in 1946 de opdracht het oude militaire hospitaal op Mundo Nobo te verbouwen om als Curacaosch Museum dienst te gaan doen (18). Bij de verbouwing werd de hoofdingang van het gebouw verlegd naar een korte zijde, waar in traditionele 19de-eeuwse stijl een trap met bordes werd aangebouwd, geflankeerd door twee uit Saba afkomstige straatlantaarnpalen. Luchtkokers onder de zalen werden uitgehakt tot een souterrain. Op 8 maart 1948 vond de opening plaats, waarbij de heer Engels veel lof had voor de architect. Dit bleek nog eens in 1951 toen een van de klokken van het carillon van het Museum de naam van Henk Werner, bouwmeester van het Curacaosch Museum, kreeg (19).
Wanneer het Postkantoor aan het Waaigat rond 1950 wordt gebouwd is Werner daar niet als architect bij betrokken maar wel als een van de assistenten bij de bouwdirectie (20).
Foto: Rifplan 1951
En dan komt hij in 1951 met een - voor die tijd – zeer bijzonder plan: het Riffort te Otrobanda inrichten als een toeristisch centrum en tevens als culturele plek. Hij denkt hierbij aan expositieruimtes in de gewelven, een openluchttheater en op de fortmuur een terras, waar de mensen kunnen genieten van het prachtige uitzicht op de haveningang (21). Zou het huidige Riffort gebaseerd zijn op dit plan?
Begin 1952 schrijft hij nog in voor een aanbesteding voor een afscheidingsmuur in Otrobanda, maar heeft dit waarschijnlijk niet meer kunnen uitvoeren, want op 22 juli 1952 overlijdt Henk Werner aan een hartaanval, juist als hij voor zaken in het Douane gebouw is. Het gebouw waar hij de ontwerper van was en tot nu toe nog steeds fier overeind staat.
Op 23 juli vindt, onder grote belangstelling, de begrafenis plaats. De stoet hield enige tijd stil bij het Curaçaosch Museum, waar het carillon zijn afscheidsklanken liet horen. De heer Werner werd op de Protestantse Begraafplaats te Otrobanda ter aarde besteld. Na zijn overlijden zijn er meerdere ‘In Memoriam’ verschenen van onder andere dr. Chris Engels, die zijn stuk begon met “Een toren is omgevallen. De stad verloor een figuur en een wezenlijk mens. De stad verloor haar grote kankeraar en misschien haar beste hart”.
Naschrift:
Van de heer Werner is geen archief bewaard gebleven over zijn bouwwerken. In het boek “Een eeuw architectuur op Curaçao” is Ir. R. Gill van mening dat de eerste Waterfabriek (1929) aan de Gouverneur van Slobbeweg mogelijk ook een ontwerp van Werner kan zijn, gezien de verwantschap met het Douane kantoor. De verbouwing van het Landhuis Chobolobo in 1950, die door Gill aan Werner wordt toegeschreven, is volgens het verslag in de Amigoe van de opening in april 1951 van architect Morel. De meeste gegevens over zijn werken zijn afkomstig uit de kranten. Daarbij ben ik ook veel ‘kleine’ zaken tegengekomen, zoals dat Henk Werner ook betrokken was bij de opmaak voor Kerstversieringen in de stad, het maken van toneeldecors en dat hij tijdens zijn verblijf op Bonaire heeft meegeholpen bij het maken van de versierselen voor de optocht voor prinses Juliana. Van zijn loopbaan bij Dienst Openbare Werken zijn de brieven hierover bewaard in het Overheidsarchief, waaronder zijn ontslagbrief van 1 januari 1930; dit ontslag stond ook aangekondigd in de krant. Zoals reeds vermeld zou zijn dienstverband nog langer geduurd hebben. Uit een stuk van dr. Engels komt naar voren dat hij, door toedoen van Gouverneur Kasteel, na de oorlog nog werkzaam is geweest bij DOW, zij het slechts als opzichter.
De brieven die hij tijdens zijn internering op Bonaire heeft geschreven, schetsen toch wel een triest beeld (22). In de beginperiode komt hij met allerlei ideeën, zoals het bereiden van een ‘brouwsel’ dat kan dienen als een volksdrank; de mogelijkheden van de natuurlijke kleurstoffen, het opzetten van een tomatenkwekerij tot een idee ter bestrijding van de onderzeebootoorlog. De vele gedichten die hij schrijft. Maar ook een brief van januari 1944 waarin hij de Gouverneur vraagt of hij, als hij voor medische redenen enige dagen op Curaçao moet zijn, ook zijn zaken mag regelen die er hopeloos voorstaan en of hij zijn tekenspullen en technische boeken mag ophalen. Uit zijn briefje van 6 februari blijkt dat hij, ofschoon hij op Bonaire al ‘vrij’ was, bij aankomst op Curaçao toch in de gevangenis werd gezet. De heer Werner heeft een hoge prijs moeten betalen voor zijn uitspraken: ruim vijf jaar geïnterneerd, zijn gezondheid die sterk was achteruitgegaan, zijn huwelijk dat stuk liep, de verkoop van de hotelinventaris door zijn vorige compagnon en sluiting van het “Berlinerhof”.
Noten:
1. Nationaal Archief: Overheidsarchief; Landsdienaren.
2. Vlgs. Ir. R. Gill (Een Eeuw Architectuur op Curaçao, pag 72) mochten DOW-bouwkundigen in die tijd ook particuliere opdrachten aannemen en tot 20% van hun DOW-salaris bijverdienen.
3. In het Archief “landsdienaren’ is dit de laatste brief die in het dossier van Werner voorkomt. Ook in de krant werd bekendgemaakt dat hij per 1 januari 1930 niet meer in dienst was. Maar in een brief van Gouverneur Kasteel aan de Minister van Koloniën (1 oktober 1942 / nummer 6129-208) schrijft deze dat Werner pas later uit ’s Landsdienst ontslagen zou zijn.
4. Amigoe: 10-5-1930 en 16-8-1930.
5. Amigoe: 6-9-1930.
6. Amigoe: 13-12-1930.
7. Op de suppletoire begroting van het dienstjaar 1936 wordt alsnog een bedrag opgenomen van fl. 3.000,= welke door Werner werd ingediend wegens meer werk aan de verbouwing van het Gouvernementshuis.
8. Amigoe: 20-6-1936.
9. Amigoe: 20-1-1937.
10. Amigoe: 20-2-1937 en 16-10-1937.
11. “Greetings from the past” pag. 32.
12. Amigoe: 18-12-1937.
13. Amigoe: 18-9-1941.
14. De brieven van en over Werner bevinden zich in het archief van DIV: Gouvernementsarchief; Dossiers van individuele geïnterneerden, archief nummer 406.
15. A.J. Morel was een architect die in dezelfde periode werkzaam was als Werner.
16. Antilliaans Dagblad van 5-9-2007: Memoires van L.D. Gerards.
17. DIV: Gouvernementsarchief: brief dd 8-11-1945 van P.G. aan Gouverneur.
18. Amigoe: 8-3-1948.
19. “Het Curacaosch Museum” (z.j.), pag. 11.
20. Amigoe: 5-10-1950.
21. Amigoe: 7 en 19-4-1951; 7-5-1951.
22. In het boek “Wuiven vanaf de Waranda” van drs. Junnes St.Jago wordt het leven in het interneringskamp uitvoerig beschreven.
-----
.